Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zij zullen het [85]stof lekken, als de slang; als [86]kruipende dieren der aarde, zullen zij [87]zich beroeren uit hun sloten; zij zullen [88]met vervaardheid komen tot den HEERE, onzen God, en zullen voor [89]U vrezen. 85. Tot een teken van de uiterste vrees en onderwerping, zijnde hun pracht en hoogmoed als ter aarde nedergeworpen, gelijk men in de Oosterse landen zich placht ter aarde neder te buigen, tot een teken van onderwerping en nederigheid. Zie Ps.72:9, met de aantekening, en verg. Jes.49:23, alwaar desgelijks gezegd wordt van de bekeerde heidenen. 86. Of, slangen, wormen der aarde, enz. Zie Deut.32:24 met de aantekening. 87. Dat is, met beroerte, al vrezende, bevende en kruipende uit hunne sloten, of vaste, besloten plaatsen voortkomende [verg. 2 Sam.22:46; Ps.18:46, met de aantekening] gelijk slangen, of andere kruipende dieren, uit hare holen voortkruipen. 88. Hebr. zij zullen vervaard zijn, of vrezen tot den Heere, enz. gelijk Hos.3:5; zie aldaar, en verg. Hos.11:10,11. Anders: zij zullen vrezen, of vervaard zijn voor den Heere, enz. 89. Versta, [veranderende den persoon, gelijk elders] God zelf, den Messias, dien den profeet met opheffing des harten en verwondering aanspreekt, gelijk in het volgende; of de kerk, met de heerlijkheid en macht van haar Hoofd begenadigd zijnde; verg. Jes.19:16,17,18, enz. met de aantekening.